
Eenzaamheid kun je ervaren op veel verschillende manieren, in de klas bijvoorbeeld, maar ook binnen je gezin, je vriendengroep of de maatschappij kun je je eenzaam voelen. Ik ging in gesprek met Joshua Prins (26) over zijn gevecht tegen de eenzaamheid die hij op verschillende momenten in zijn leven ervaart.
Op zijn achttiende woont Joshua al op zichzelf in Drachten, in een appartementje op de eerste verdieping. Hij is middelbare scholier op de havo. In zijn huisje staat alleen een bed en een bureau. Hij ervaart veel eenzaamheid in die tijd, want wonend op zichzelf heeft hij de ruimte om na te denken. Dat wil Joshua niet, en omdat hij de eerste is die op zichzelf woont, nodigt hij klasgenoten uit. Zo hoeft hij niet in zijn eentje na te denken over zijn leven. Maar zodra hij wel alleen is, is hij bijna in paniek. Hij heeft namelijk nogal wat meegemaakt in zijn leven.
Tot zijn twaalfde woont Joshua bij zijn moeder en halfbroers- en zussen. Zijn eigen vader is letterlijk en figuurlijk niet bereikbaar, hij woont in Duitsland en er is geen contact. Joshua ervaart van zijn moeder weinig emotionele steun. Samen met zijn halfbroers- en zussen vindt hij het leven uit, klungelend, een beetje zoals Timon en Pumbaa: ze weten niet beter.
Door zijn jonge jaren heen is er af en toe een nieuwe man in het gezin. Joshua’s moeder maakt gauw ruzie en is moeilijk te confronteren met haar eigen gedrag. Of het nu met een man is of met kennissen, Joshua staat er altijd tussenin. Hij is dan de boodschapper, die beide verhalen aanhoort en terugkoppelt. Hij probeert altijd het aanspreekpunt te blijven, zodat er nog met elkaar gepraat kan worden. Hij noemt zichzelf dan ook sinds jongs af aan al ‘een brug’. Het is voor Joshua een eenzame, maar ook dienstbare functie.
Voordat hij op zichzelf gaat wonen, verblijft Joshua van zijn twaalfde tot achttiende in een pleeggezin. Hier wonen is voor hem een eye-opener. Bij zijn moeder had Joshua altijd kiespijn. Zij vertelde elke keer dat ze niet naar de afspraak konden omdat er een spoedgeval was bij de tandarts. Pas in het pleeggezin ontdekt Joshua dat er nooit een afspraak is gemaakt. Hij staat sinds zijn achtste al niet meer ingeschreven.
“Wanneer ben ik dan echt vrij van mijn verhaal?”
Hij wil het trauma loslaten, maar merkt ook dat er dan weinig van hem overblijft. Hij vecht met de vraag: wanneer ben ik dan echt vrij van mijn verhaal? Maar het antwoord heeft hij inmiddels ontdekt: dat is nooit. Je neemt je verhaal altijd met je mee. Volgens hem is je erbij neerleggen en je kracht eruit halen het enige dat je kunt doen. Het is voor hem een nieuwe ervaring en gedachte.
De rol van bemiddelaar, de brug dus, vindt Joshua enorm prettig. Hij weet precies wat hij moet doen en voelt goed aan waar mensen precies staan. Hij let daarbij vooral op de groepsprocessen en hij luistert of iedereen zegt wat hij of zij wil zeggen. Zijn opleiding Theologie (Windesheim) helpt hem daar ontzettend bij, want het gaat voornamelijk over luisteren, maar ook over de ander verstaan. Daarnaast leert hij hoe hij mensen kan bevragen.
Dat doet hij ook bij zijn zus, wanneer ze terugkomt van vakantie. Ze vertelde dat het een hele mooie plek is, waar ze goed tot rust kan komen. En dat ze het leven in Nederland dan toch wel heel druk vindt. Joshua confronteert haar direct met de vraag: je wilt hier gewoon weg? Je wilt emigreren? Zijn zus vertelt dat dat inderdaad het geval is.
Uiteindelijk wil Joshua zich kunnen bewegen in twee werelden van ideeën, terwijl hij daarin ook zijn eigen plaats durft in te nemen. Dat hij niet alleen de brug kan vormen, maar dat hij ook zelf ergens kan staan. Deze drive komt volgens hem echt voort uit wat hij tijdens zijn leven heeft meegemaakt. De manier om te bemiddelen leerde hij in het gezin, en daardoor heeft hij zijn kwaliteiten ontdekt.
In een professionele setting zet hij het eenzame gevoel dat hij vroeger bij het bemiddelen ervaarde makkelijker van zich af. Het gaat dan niet om hem. Hij merkt dat hij het bemiddelen in kan zetten om goed voor verschillende groepen mensen te zorgen. Ook in zijn toekomstige beroep als geestelijk verzorger of studentenpastor.
Tijdens de coronacrisis is Joshua zelf onderdeel van een conflict. Ook daar ervaart hij een bepaalde eenzaamheid, binnen zijn vriendengroep: niemand deelt dezelfde mening als hem. Hij wil zich niet laten vaccineren en heeft zijn twijfels over bepaalde maatregelen. Zijn vrienden maken een aparte WhatsApp-groep aan, zonder hem, en delen memes over wappies.
Hij vindt het jammer dat ze hem daar niet bij betrekken. Ze zijn wel uit het conflict gekomen, doordat een vriend van Joshua een open gesprek met hem aanging. Joshua en zijn vrienden accepteren dat ze er niet uit komen, maar benoemen ook dat ze gewoon nog vrienden zijn. Joshua voelt dat dat goed is, dat dit de juiste weg is. Hij merkt wel dat hij het jammer vindt dat ze niet meer met elkaar op één lijn liggen en dat ze meer een soort van meeting buddies zijn. Ze voeren geen diepere gesprekken meer over keuzevrijheid, rechtvaardigheid, digitalisering en andere – voor Joshua – fundamentele zaken. Zijn vrienden noemen hem dan wantrouwend, terwijl Joshua vooral kritisch wil blijven.
“De pandemie heeft blootgelegd dat mensen niet meer met elkaar in gesprek gaan”
Hij herkent in de gehele maatschappij dat mensen niet meer met elkaar in gesprek gaan. Joshua vindt dat mensen ontzettend slecht zijn in luisteren en dat de pandemie dit bloot heeft gelegd. Men is er niet meer op uit om elkaar te begrijpen, maar vindt gelijk krijgen belangrijker dan elkaar vinden. Wat hem helpt om de verbindende rol te spelen is het letterlijk zien van iemand en zijn of haar waarden. Dat niet iedereen dat doet, vormt voor hem een grote pijn en een gevoel van eenzaamheid. En juist dat motiveert hem om door te gaan en in gesprek te blijven met mensen.
Joshua leert door zijn leven heen dat tegen je eigen verhaal aanschoppen niet werkt. Je kan je niet bevrijden van je eigen verhaal. Het rugzakje kan je niet weggooien, je kunt het rugzakje alleen accepteren en met je meedragen. Bevrijding is niet echt een ding, acceptatie wel.